33
Naarmate Roger dichter bij het huis kwam waar Elizabeth woonde begon hij langzamer te rijden. Hij had een auto gehuurd op Miami Airport en was rechtstreeks naar Baton Rouge gegaan. Rogers broer was een succesvolle makelaar geweest. Het echtpaar woonde, gated, aan een golfbaan in een villawijk.
Elizabeth omhelsde hem hartelijk.
‘Heb je zin in macaroni?’ vroeg ze. ‘Ik ben macaroni aan het maken.’
Ze vermeden het onderwerp dat hen bij elkaar bracht. Roger zat aan de bar in de keuken en keek naar de vrouw van zijn broer. Haar moeder kwam uit Guatemala, haar ogen waren bijna koolzwart.
‘Ik mag dit natuurlijk helemaal niet eten,’ zei ze en ze zette de borden op tafel.
Ze was een kilootje of vijftien te zwaar. Ze droeg wijde kleren.
Roger vertelde hoe het op Nevis ging en Elizabeth vertelde hoe saai het was in Baton Rouge, terwijl ze de pasta aten.
‘Ik ben de enige hier op de hele rij die geen Weber heeft.’
‘Een Weber?’
‘Dat is een barbecue.’
Elizabeth tapte een dubbele espresso uit een lawaaiig apparaat. Zelf nam ze een grote kop thee. Ze gingen op de bank zitten, ieder in een hoek.
‘Ik moet je wat vertellen,’ zei Roger.
‘Ik ben er klaar voor.’
En Roger vertelde over meneer Braun. Nu hij zo verslag deed kwam het hele verhaal hem zelf onwaarschijnlijk voor, maar hij zag geen ongeloof op het gezicht van zijn schoonzus.
‘Heb je die tekening bij je?’ vroeg ze.
‘In mijn tas.’
Roger stond op, liep naar de hal en keerde terug met het vel papier.
‘Het is... nogal gruwelijk, Elizabeth. Weet je zeker dat je het wilt zien?’
‘Natuurlijk wil ik dat.’
‘Het is niet zomaar een portret. Het is het portret van een moordenaar. Door de ogen van het slachtoffer, het laatste dat zij in haar leven zag...’
‘Laat maar zien, Roger.’
Op wat ze zag kon ze niet voorbereid zijn. Het was niet alleen gruwelijk, het was onthullend en overtuigend. Het was haar man. De tekening begon te trillen in haar handen. Roger ging naast haar zitten.
‘We kunnen deze man niet helpen, Elizabeth. Hij zit daar goed.’
‘Ik wist het ook wel, ik wist het ook wel... Laten we dit verbranden.’
Ze stond op en liep de tuin in.
‘Je hebt wel een barbecue,’ constateerde Roger.
‘Geen Weber. Geef me je aansteker.’
Ze legde het papier op het rooster en hield de vlam erbij.
‘Hou me vast, Roger.’
Hij omhelsde haar. Ze drukte haar hoofd tegen zijn schouder. Zijn shirt werd nat van haar tranen.
‘Wil je bij me blijven, alsjeblieft?’’
‘Ja,’ zei hij schor.
‘Je moet bij me blijven.’
Ze deelden het bed met elkaar. Roger was naakt onder het dekbed gekropen. Elizabeth weigerde zich uit te kleden zolang het licht aan was. In het donker drapeerde ze haar lichaam over Roger heen, schaarde hem met haar benen, drukte haar borsten tegen zijn bovenlichaam, verkende met haar lippen zijn gezicht.
Nadat ze gevreeën hadden zei Elizabeth: ‘Weet je waarom ik je verhaal meteen geloofde?’
‘Nee.’
‘Ik heb het zelf ook een beetje. Soms zie ik dingen. Beschermengelen. Ik kan de tarot leggen. En ik heb een beetje geneeskracht in mijn handen, naar het schijnt. Ik zou jouw meneer Braun wel eens willen ontmoeten.’
Elizabeth had honger gekregen. Roger bood aan wat boterhammen te smeren, maar de vrouw van zijn broer voelde zich opgelaten en wilde de deur uit. Ze gingen naar een tent die in de nachtelijke uren nog open was.
‘Waar was je al die tijd?’ zei Roger tegen Elizabeth.
‘Ik was al die tijd binnen handbereik, weet je.’
Ze zaten in een concept dat Grand Coral was genoemd. Je betaalde tien dollar op één cent na en dan kreeg je bij de kassa een stapeltje plastic bordjes en je ging je gang maar. Je kreeg ook een beker en die mocht je steeds opnieuw vullen met frisdrank. Er liep een zwart meisje, een kleuter nog, met kleurige strikjes in haar vlechten, nieuwsgierig langs hun tafeltje. Op haar bordje lag een berg ijs, volgepropt met smarties.
‘Wel wat laat voor een kind,’ zei Roger.
‘Ze ziet er gelukkig en verzorgd uit,’ stelde Elizabeth.
‘Waarom hebben jij en...?’
‘Hij wilde niet. Ik kan daar nu blij om zijn, nu ik weet wat hij heeft gedaan. Wil jij kinderen, Roger?’
‘Hé, ik wist gisteren niet eens dat ik een vrouw wilde.’
Ze lachte. Het gezicht van Elizabeth was gemaakt om te lachen.
‘Weet je nog die eerste keer dat ik bij jullie thuis kwam?’ vroeg ze.
Roger wist het nog precies. Zijn broer had vaker vriendinnetjes dan hij. En hij nam ze vaak mee naar huis, alleen maar voor de show. Elizabeth bleef eten. En slapen. En ontbijten.
‘Je kwam de badkamer binnen,’ herinnerde Elizabeth zich.
‘Het slot was stuk. Je stond je haren te borstelen...’
‘Je zei niets en je keek. Toen wist ik dat ik een vergissing had gemaakt. Ik had de verkeerde broer gekozen.’
‘Dat wist je?’
‘Hij ook. Hij noemde jou “mijn plaatsvervanger op aarde”...’
‘Je eet dit wel op, hè?’ zei de moeder van het meisje. ‘Mama heeft hier wel tien dollar voor betaald.’
‘Kinderen gaan hier voor half geld,’ fluisterde Elizabeth. ‘Heb ik uiteindelijk gekregen wat ik al die tijd wilde? Jou?’
‘En ik...’ begon Roger.
Ze legde een vinger op zijn lippen. ‘Meer dan je ooit wenste. Sowieso al tien kilo meer. En groeven en rimpels en een uitgezakte kont...’
‘Het aardbeienijs is lekker,’ zei het kleine meisje, ineens met haar hoofd net boven de tafelrand.
‘Ga mee naar Nevis,’ zei Roger.
‘Kijk. Ik wist bijvoorbeeld dat je dat zou vragen.’
Ze lachten, gingen weer naar het huis en het bed van Elizabeth. Al die tijd lachten ze. Ook toen het Roger zo snel even niet lukte een erectie te krijgen.